zondag 11 maart 2018

Vrijdagochtend half twaalf

Kinderen naar school gebracht, afwas gedaan, keuken schoon, met mijn kersverse dochtertje gespeeld, gestofzuigd, stiekem een werkmailtje verzonden, en ook nog even koffie gedronken met een boekje erbij.  Ouderschapsverlof hell yeah!!!

Ondanks dat ik een leuke baan heb, denk ik dat ik wel een gelukkiger mens kan worden van iets minder werken en wat meer tijd met de kinders doorbrengen. Maar wij vaders hebben het maar zwaar, want we werken nauwelijks parttime. Dat hebben moeders beter bekeken, die werken doorgaans wel parttime, tot groot verdriet van de Neerlandse politici. Het is maar de vraag hoe lang dat nog gedoogd wordt. Onder de vlag van vrouwenemancipatie  en ‘economische afhankelijkheid’ worden die aangespoord om toch vooral meer te gaan werken. Werkende mensen leveren immers meer belasting op, vet goed voor de economie.

Maar is werken wel zo leuk dan? Een onderzoek onder meer dan 200 duizend werknemers liet zien dan 40% van de mensen er niet tevreden mee is. Dat is wel balen als je dat 40 uur in de week moet doen. Het probleem is niet de werkloze mensen, waar dat werk zelf. Als dat belonend genoeg is van zichzelf, hoef je mensen niet te stimuleren om dat te gaan doen. Lage arbeidsparticipatie is vervelend als je heel graag wilt werken, maar geen enkel probleem als je genoegen schept in andere dingen in het leven dan alleen werken voor geld.

Daar heb je je echter wel voor te verantwoorden, iemand die niet fulltime werkt, is namelijk toch een ‘afhankelijk’ persoon. Ik verbaas mij over de eenzijdige benadering. Ik pleit hierbij voor minder arbeidsparticipatie van mannen, zodat ze meer tijd hebben voor bijvoorbeeld het gezin. Dat is naar mijn idee ook vele malen effectiever om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te creëren, dan vrouwen-quota stellen aan de top. Ik verwacht weinig bijval te krijgen uit Den Haag, waar economische groei de enige maatstaf lijkt. Wist je dat het goed voor de economie is, als er een ziekenhuis afbrand?


Ik zou graag leven op een plek waar economie iets is wat in dienst staat van een gelukkig leven, in plaats van dat het leven in dienst staat van de economie.  Dat is in de kern een enorm liberaal idee, maar gek genoeg zijn het vaak de liberale partijen waarbij dit besef niet ingedaald is. De economie als een gouden kalf, waarvan we vergeten zijn dat we het zelf geschapen hebben. 


donderdag 17 augustus 2017

Hup hup (genderneutraal) Holland

Waarom ik niet naar de ‘Leeuwinnen’ keek bij het EK werd mij onlangs gevraagd. Mijn reactie was dat ik uit principe nooit naar vrouwenvoetbal kijk. Een antwoord dat niet werd gewaardeerd. Maar het is waar. Ik kijk er uit principe niet naar omdat ik het discriminerend vind. Er mogen namelijk geen mannen aan meedoen. Overigens kijk ik ook niet naar mannenvoetbal, daar mogen dan weer geen vrouwen aan meedoen en dat vind ik ook discriminerend. Ik hou niet van sporten waar mensen buitengesloten worden.

Wat verheugd was ik dan ook toen ik tijdens het zappen op het WK atletiek terecht kwam, waar ik een man zag winnen van een clubje vrouwen bij het hardlopen. De commentator zorgde echter voor grote teleurstelling, toen hij uitlegde dat degene die er met de gouden plak vandoor ging toch een vrouw bleek te zijn. Wel een vrouw met een bedrieglijk mannelijk uiterlijk, maar goed, die zitten er ook tussen. Toch jammer, dat het bij atletiek al niet veel beter gesteld is, en dat ook daar vrouwen in aparte vrouwenclubjes voor vrouwenprijzen moeten rennen.

Overigens is deze winnares, genaamd Caster Semenya, een goed voorbeeld waarom het indelen van sport op sekse een onzinnige bezigheid is. Mevrouw Semenya heeft vermoedelijk hyperandrogenisme, een label dat vrouwen krijgen die extreem hoge testosteron waarden hebben. Aangezien testosteron bevorderlijk is voor spiergroei, heeft ze hiermee een voordeel ten opzichte van andere vrouwen met lagere testosteron waarden. Dat is niet leuk voor haar tegenstanders, maar daar kan Caster niets aan doen natuurlijk. En dan is hyperandrogenisme maar één van de vele ‘afwijkingen’ die het onderscheid tussen mannen en vrouwen vertroebelt. Zo zijn er ook nog vrouwen met inwendige testikels, vrouwen die genetisch mannen zijn maar zich als vrouwen ontwikkelen, en vele varianten waarin genetische sekse niet overeenkomt met fysieke seksuele kenmerken. Aangezien er geen heldere criteria zijn om te besluiten of iemand man, vrouw of iets er tussenin is, kun je het maar het beste gewoon aan ze vragen. Wat mij betreft mag iedereen dus overal aan meedoen waar hij, zij of eh... ij, zich goed bij voelt. Het zal me benieuwen hoe het uitpakt als Jaap Stam zich meldt bij de Leeuwinnen omdat ‘ie zich daar toch meer op zijn plek voelt.

Mijn voorkeur gaat uit naar een andere oplossing. Gewoon afschaffen die vrouwensport. n competitie en iedereen mag meedoen. Dat lijkt me ook het beste voor de emancipatie. Welke vrouw wil er nu naar haar vrouwenbaantje voor een vrouwensalaris en vervolgens naar vrouwenvoetbal te kijken op haar vrouwen-tv’tje? Niemand toch? Gelijke behandeling, maar dan ook op alle vlakken. Dus gewoon gelijk trekken die hap, alle sporten gemengd en voor iedereen toegankelijk. Dan kunnen we namelijk ook gelijk de paralympics afschaffen. Wel zo fair voor de emancipatie voor onze ‘beperkte’ medeburgers.

Nu hoor ik u denken: ‘maar dan winnen vrouwen of andere beperkte burgers toch nooit meer iets?’. Maar dat is een misvatting. Dat ligt aan het gebrek aan creativiteit in de beschikbare disciplines bij reguliere sportevenementen. Die zijn te veel afhankelijk van competitie op basis van fysieke kracht. In dat opzicht is er weinig veranderd sinds een paar duizend jaar geleden blote mannen in de zand lagen te worstelen bij de Olympische spelen in het oude Griekenland. Daarom stel ik een aantal hedendaagse toevoegingen voor: rolstoelbasketbal, limbodansen, polsstokhoogspringen met blinddoek, hinkelen, kleuters dresseren, en ontsnappen uit escape rooms. Moge de beste winnen, man, vrouw, blind, bejaard, hevig stotterend, met of zonder benen. Misschien wordt sport dan echt weer de moeite om naar te kijken.


Maar het zal er voorlopig wel niet van komen. Tot die tijd, volg ik dan maar de korfbalcompetitie. 


zaterdag 3 september 2016

Black Pete(r)

Het is belangrijk dat ik deze column nu schrijf en niet over een maand of 2, als de discussie dermate gepolariseerd is, dat van een discussie eigenlijk geen sprake meer mag zijn. Het is nu nog vroeg, en het staat iedereen nog vrij om eens van mening te wisselen zonder dat iemand er veel van merkt, behalve een vreemde blik van je partner wellicht.

Ik stel voor om geen discussie meer te voeren over of iets of iemand racistisch is (of een zeurpiet for that matter), maar over ideeën. Want ideeën kunnen veranderen. Dat is niet iets om je voor te schamen, ik ben ook van mening veranderd. Dat mag gewoon in Nederland. Ik zat eerst in het kamp dat vond dat commotie rondom onze zwarte kindervriend ‘gezeur’ was. Maar na me in de kwestie verdiept te hebben, kon ik weinig anders dan mijn mening bijstellen. Ik vind zelf nu zwarte piet nogal racistisch. Maar dat maakt mij met terugwerkende kracht nog geen racist.

Racisten bestaan niet, evenmin als buitenlanders, om technisch gezien buitenlander te zijn moet je je namelijk buiten de dampkring begeven. Wat wel bestaat zijn veel mensen met racistische aannames en ideeën. Veel van die aannames kun je weinig aan doen, dat bleek maar weer uit een recente studie die ik met collega’s heb uitgevoerd. Bij lieve jonge psychologiestudentjes vonden we in de hersenen binnen een paar honderd milliseconden al andere verwerking van kindergezichtjes met een andere etnische achtergrond. Dat we onbewust onderscheid maken op basis van huidskleur is een gegeven, hoe we daarmee omgaan een uitdaging.

Ik probeer het zo simpel mogelijk te maken… Beeld je eens in dat jij of je zoon of dochter over 30 jaar bij de intocht van Sinterklaas staat met een kleuter aan je zijde. Hoe Piet er bij loopt weten we niet, maar moet je bij dit gedachte-experiment zelf even inkleuren (of niet dus). Wat we wel weten is dat de kleuter met grote gretige oogjes zijn handjes ophoudt voor een greep suikervrije biologische fairtrade-noten (we zijn 30 jaar verder mensen). We kunnen er vooralsnog vanuit gaan dat de kleuter het sociologisch-maatschappelijke probleem van de hoeveelheid schmink van de beste man/vrouw niet al te veel bezig houdt.  

De vraag is nu: wie ben jij op dat moment? Een opa, oma, vader of moeder die van mening was dat het kwetsen van een gehele bevolkingsgroep zwaarder weegt dan het feit dat een vrijwilliger in een clownspak één dag in het jaar schmink op zijn gezicht heeft?

Of ben je misschien liever iemand die zich trots voelt omdat hij of zij 30 jaar geleden zich hard heeft gemaakt om zijn cultuur te verdedigen? Als je voor deze tweede kiest, ben je wel aan jezelf verplicht de vraag te beantwoorden wat die cultuur precies voorstelt, wanneer deze verdedigd moet worden tegen één potje schmink minder op een gure decemberdag.

Welk voorbeeld wil je zijn voor de kleuter die naast je staat?


Het is een afweging die je op dit deel van de wereld zelf mag maken gelukkig, en misschien helpt het bij deze afweging de Piet van over 30 jaar eens even diep in de ogen te kijken (spoileralert, foto is bijgevoegd).


zondag 15 mei 2016

De enige man met toekomst

Onlangs was er wat reuring in wetenschapsland. Een studie, gepubliceerd in een gerenommeerd tijdschrift zou aantonen dat onderzoekssubsidies in Nederland niet helemaal eerlijk over beide seksen verdeeld worden. Volgens deze studie zouden mannen bij vergelijkbare kwaliteit een paar procent meer subsidies toegewezen hebben gekregen dan vrouwen. En dan is het hommeles natuurlijk: “Het subsidie-systeem deugt niet!”, “commissies bestaan voornamelijk uit mannen”, “discriminatie”, “vrouwen benadeeld in competitie-cultuur!”, “glazen plafond!”, “moord en brand”, etc.

Dat men zich hier druk om maakt is terecht, maar wel om een andere reden dan bovengenoemde. Je moet je afvragen waarom mannen binnen een systeem wat volledig op hen afgestemd is, en voornamelijk uit medemannen bestaat, maar een paar procent voordeel hebben bij het uitdelen van het geld? De top van de wetenschap is voornamelijk een mannenwereld, gericht op status, onbegrensde ambitie, en concurrentie. Hoe kan dat vrouwen überhaupt subsidies te pakken krijgen? Dat is gewoonweg gênant. Het is symptomatisch, de man heeft een probleem. De vrouwen zijn in aantocht, maak je mannen-borst maar nat. Dit is slechts het begin.

Binnenkort hebben we waarschijnlijk een vrouwelijke president in het witte huis en afgelopen week bleek dat vrouwelijke parttimers meer verdienen dan mannelijke parttimers. Het gaat voor mannen de verkeerde kant op. Het was een gouden vondst van ons kerels om zo een glazen plafonnetje te installeren, maar we hadden natuurlijk niet verwacht dat vrouwen op een gegeven moment van ons uitzicht zouden komen genieten. En erger nog, ons uit zouden kopen daarboven. We hebben momenteel 17% vrouwelijke hoogleraren. Dat is een stijging van een paar honderd procent in 100 jaar! En dat terwijl we door mannen geen zwangerschapsverlof te geven toch nog een hoop vrouwencarrières kunnen remmen. Het gaat de verkeerde kant op. En de nieuwe vrouwelijke elite wordt klaargestoomd, universiteiten barsten uit hun voegen van de dames, die het ook nog eens een stuk beter doen op de uni dan de langs de zijlijn mee sukkelende mannen.

‘De man’ heeft een enorm probleem, zoals terecht aangekaart door iemand als Maxime Hartman. Maar de oplossing die ze aandragen is volkomen kansloos. Herwaardering van traditionele stoere ruige man pleiten ze voor. Dat gaat em niet worden, daar zit geen vrouw op te wachten. Wat gaan al die stoere ruige mannen dan doen? Houthakken voor je energie neutrale woning? Lappen vlees braden voor je vegetarische vriendin? Forget it, over 50 jaar runnen vrouwen de toko, die hebben ons nergens meer voor nodig; ze zijn hoger opgeleid, hebben een klimaat neutrale circulaire economie bedacht, vrouwenhandel afgeschaft en vinden oorlog inefficiënt en zonde van het geld… daar sta je met je stoere gedrag en je vishengel. Maar mannen zijn toch nog altijd beter vertegenwoordigd in natuur- en techniek studies? Dat is wellicht waar, maar natuurkunde wordt door vrouwen nagenoeg wegbezuinigd zodra ze de kans krijgen. Ben je ooit iemand tegengekomen met eierstokken die het nut inziet van zwaartekrachtgolven? En dat vrouwen minder participeren in technische banen is over wanneer ze er achter komen dat het helemaal niet zo moeilijk is als mannen al die jaren hebben beweerd.  

Het enige wat we eventueel nog in te brengen hebben is zaad. In dat geval is de diepzee-hengelvis het mannelijk toekomstbeeld. Deze mannetjes, die zo’n 4 kilometer onder de zeespiegel rondzwemmen, zijn een stuk kleiner dan de vrouwtjes. Als ze volwassen zijn, en ze komen een dame tegen, dan bijten ze zich direct aan haar vast. Vervolgens groeien ze vast aan het vrouwtje en verworden langzaam tot een sperma-producerend wormvormig aanhangsel. Romantisch, maar ik ben bang dat zelfs dit toekomstvisioen van de man te rooskleurig is. Met het zaad van mannen wat momenteel nog in vrieskisten ligt kunnen vrouwen nog millennia voort. Daarbij vinden ze ons zaad waarschijnlijk inferieur en hebben vrouwelijke biochemici in no-time vrouwensperma gebouwd.

Als wij als mannen een toekomst willen hebben, zullen we onszelf nuttig moeten maken op een ander vlak, en onszelf opnieuw moeten uitvinden. Ons voorbeeld is niet ver weg. Kijk naar hoe die vrouw zich al die jaren heeft weten te handhaven. De enige man met toekomst is een huisman. Een vader. Want alleen een vader die voor de kinderen zorgt terwijl moeder de vrouw carrière maakt zal gedoogd worden in de toekomst.


Ze zijn er nog zat, die mannen die zichzelf te stoer vinden voor vieze luiers en draagzakken, en te belangrijk voor ouderavonden, dansen met een kleuter of een bezoek aan een consultatiebureau. Ze moeten het zelf weten, maar geloof me, een man wars van poepluiers is spoedig een uitgestorven man.


zondag 14 februari 2016

De moeder aller zware banen

Een poosje terug was het weer raak. Ons gezin had een griepvirus te pakken, niet allemaal tegelijk, maar meer als dominosteentjes. De natuur is slim, en onverbiddelijk. Er moet er altijd eentje zijn om de rest in leven te houden. Ik was deze keer het eerst aan de beurt, en eenmaal over het dieptepunt van de griep heen, kon ik aan de slag om de rest er door te slepen. En zoals fysieke en mentale dieptepunten wel vaker tot nieuwe inzichten kunnen leiden, daalde er dit maal een besef in. Met een hoofd als een zak zand, strompelde ik de trap af met in mijn handen een emmertje waarvan aan de kleur niet te zien was uit welke lichaamsopening het was gekomen. Evenmin was het aan de geur te onderscheiden. Voorzichtig manoeuvrerend en het speelgoed op de trap ontwijkend (de ernst van de gevolgen was niet te overzien!), viel ineens het kwartje. In tegenstelling tot wat ik altijd had beweerd tegenover kinderloze stellen die dat nog even wilden blijven, is het ouderschap wel degelijk zwaar en moeilijk op zijn tijd. In de relaxte periode met een schattig baby’tje en altijd iemand met de handen vrij, had ik het allemaal nog een ontspannen walhalla gevonden. Maar die tijd is voorbij, met nu twee ontzettend leuke handenbinders/sloopkogeltjes die je geen seconde rust gunnen (deze column wordt in 84 fragmenten getypt).

Los van alles zijn kinderen het mooiste wat je kan overkomen, een leven zonder kan ik me niet meer voorstellen. Alleen soms is het met kinderen ook knetterhard werken, maar omdat het zo geleidelijk gaat, durfde ik dat aan mezelf gedurende de toenemende drukte nooit toe te geven. Maar nu kan ik er niet meer omheen. En dan doe ik het niet eens alleen! Alleenstaande vaders en moeders, daar zouden ze eens een standbeeld voor moeten oprichten. Aan de andere kant, het is niet alsof ze ooit tijd hebben om ernaar te gaan kijken. Voor de alleenstaande moeders heb ik nog het meest respect, de vaders kunnen wellicht nog op medelijden van de buitenwereld rekenen, een moeder hoeft daar doorgaans niet op te rekenen. Voor het moederschap heeft de natuur ze uitgerust. Dat ouders in de geschiedenis van de mensheid nog nooit zoveel alleen moesten doen als vandaag de dag, wordt gemakshalve even aan voorbij gegaan. En hoe zwaar je baan ook is, werkende ouders weten stiekem wel beter. Opgelucht zitten we maandagochtend aan ons bureau, om in alle rust met onze collega’s te kunnen praten over de werkdruk. En houden we die werkdruk niet vol, dan kunnen we ons altijd nog ziek melden. Terwijl ik de afdeling HR van het ouderschap nog nooit heb kunnen vinden.

Volgens mij is het zelden zo lastig geweest om ouder te zijn als ooit tevoren. Waar het vroeger eveneens zwaar was, kon je naar mijn idee minder verkeerd doen als ouder dan tegenwoordig. Je kon je kinderen een mep verkopen wanneer je je geduld verloor, je kon ze kostmisselijk roken op de achterbank van de auto waar meer smog binnen was dan in Peking buiten, en je kon ze volproppen met suiker tot ze ranja piesten. Die tijd is voorbij, via facebook, blogs, nieuwssites, opvoedprogramma’s, schoolpleinmoeders, consultatiebureaus, en reclamecampagnes wordt je duidelijk gemaakt wat je te doen staat. Time-in, triple P, de Gordon-methode, cake zonder suiker, borstvoeding tot aan de basisschool, lunchtrommels met meer vitaminen dan letters van het alfabet, etc. Je wordt als ouder gek gemaakt met wat je kind nodig heeft. En de pest is, meestal hebben ze nog gelijk ook. We weten inmiddels aardig goed wat ‘het beste’ is voor je kind, alleen weten we nog niet hoe we dat allemaal voor elkaar krijgen. Hoe goed bedoeld ook, alle adviezen kunnen ook een hoop schuldgevoel en onmacht teweeg brengen bij de vaders en moeders die hun best doen maar die het niet altijd lukt.  

Een beetje perspectief helpt altijd. Een paar decennia geleden was het nog common practice dat, met verschrikkelijke gevolgen, kinderen in ziekenhuizen maanden van hun ouders gescheiden werden op advies van de artsen. In de jaren tachtig werden kinderen na de bevalling nog uit de buurt van de moeder gehouden vanwege hygiëne, en werden kinderen van fysieke mishandeling nog ‘weerbaar’. We zijn een eind gekomen de afgelopen jaren, maar er is zeker nog winst te behalen. En toch, met een flinke dosis liefde en goede bedoelingen komt het met de meeste kinderen echt wel goed. Lieve ouders, jullie doen je best, en ‘je best’ is soms goed genoeg. En mijn advies aan allen, met dank aan Brigitte Kaandorp, mocht je een zwoegende moeder of vader zien lopen, steek dan gewoon even je duim op.


zondag 15 november 2015

Suikermuis

Vrijdagochtend, plaatselijke bibliotheek. Terwijl ik mijn fiets neerzet en een snotterig kleutertje uit het zitje hijs, valt mijn oog op een onbemande scootmobiel aan de overkant van de straat. Het is zo een driewieler, doorgaans bemand door bejaarden met een blik op oneindig en een snelheid net te hoog voor het reactievermogen. Niets bijzonders, maar bij dit exemplaar is er op provisorische wijze een kinderzitje achterop gebouwd. ‘Voor een kleinkind?’ vraag ik mij nog even af, als ik een obese vrouw aan zie komen lopen met de tred van een stuk aangeschoten wild. Keuvelend met mijn kleuter over waar de sneeuw blijft ondanks dat de bomen nu toch echt kaal zijn, zie ik de vrouw, aangekomen bij haar karretje, met verbeten hoofd in een plastic zakje aan het stuur graaien. Als waren het juwelen uit een brandend huis, propt de vrouw haar zakken vol met de inhoud van het zakje. In haar enthousiasme ontglipt haar een deel van de lading, ik zie twee suikermuizen glimmend op de de straat stuiteren. Zichtbaar geïrriteerd over de moeite die het kost de muizen op te rapen bukt de vrouw voorover, terwijl ik en mijn kleuter de bibliotheek in gaan. Na de rituele ruzie met het elektronische inleverapparaat begeven we ons naar de kinderafdeling, waar de vrouw van zojuist inmiddels ook is aangekomen. Ze zijgt neer in de troonachtige fauteuil die dienst doet als voorleesstoel. Vanuit het perspectief van een er vlak voor gezeten kleuter moet die stoel normaliter het aangezicht bieden van een majestueuze roze zetel uit een feeënrijk, maar nu kan ik er niets anders in zien dan een te krappe campingstoel van Barbie. Terwijl ik mijn rug pijnig om voorovergebogen bakken met prentenboeken door te schuimen, begint de vrouw in haar campingstoel haar schat te verorberen. Muisje na muisje moet er aan geloven. Tussendoor converseert ze op luide toon met een schriel meisje waarvan het hoofd versierd is met felgekleurde vlechtjes. Het meisje blijkt haar dochtertje te zijn. Dat verklaart in ieder geval het kinderzitje op de scootmobiel.

Mijn kinderen brengen de rest van de dag door in blijde verwachting van de Sint, die de dag daarna zal arriveren in het lokale pittoreske binnenhaventje. Ik tracht mee te doen in de feestvreugde en wurm me krampachtig langs de campingspullen in de berging om de pietenmutsjes en Sinterklaasboeken tevoorschijn te toveren. Maar toch, het beeld van de suikermuis-vretende obese vrouw in de op eens te klein geworden roze stoel laat me niet meer los. Op willekeurige momenten die dag zie ik haar ineens weer voor me… Gevolgd door een onbestemd gevoel in mijn maag.

Die avond zie ik op tv een programma over voor- en tegenstanders van zwarte piet. Een boze blanke man wijst naar iemand met een donkere huid, en zegt dat als het hem ‘niet bevalt hij maar maar terug naar zijn eigen land moet gaan’. Er volgt nog iets over ‘werk zoeken’ maar dat wordt behendig weggemonteerd. Ik vindt het een ongemakkelijke gedachte dat mensen die niet begrijpen dat ook Nederlanders een donkere huid kunnen hebben, wel meebeslissen over belastingstelsels en de toekomst van de EU. De zwarte piet-liefhebbers vinden het eng dat de wereld om hen heen soms verandert. Dat een geschminkte Afrikaanse man in een apenpakje cultureel erfgoed is ben ik met ze eens. Dat ze er trots op zijn kan ik niet begrijpen. Toch staat ook het wat belerende toontje van de moreel superieure tegenstanders me tegen.
Gelaten zet ik de tv uit en ga ik naar bed.


De volgende ochtend parkeer ik vroeger dan ik eigenlijk zou willen twee kindertjes voor de tv en haal de krant uit de brievenbus. Ik zie de beelden uit Parijs. Ik weet niet waarom, maar weer flitst het beeld van de vrouw graaiend in haar tasje door mijn hoofd. Te veel lelijkheid. Misselijk. Voor mij dit jaar geen suikermuizen.  


vrijdag 12 juni 2015

Kinderen of dikke ballen

Ik plof neer in de wachtruimte bij mijn internist, nadat de assistente me duidelijk heeft gemaakt dat het nog wel een kwartiertje kan duren. Behalve mij zit er alleen een ouder stel dat de indruk wekt daar al sinds de oplevering van het ziekenhuis te zitten. Ik zeg hallo, met weinig effect, en blader plichtsgetrouw het stapeltje leesmap-tijdschriften door op het tafeltje naast me. Na een snelle schifting blijven ‘Men’s Health’ en de ‘Opzij’ over… Ik ga voor de laatste, benieuwd wat hedendaags feminisme voorstelt.

Misschien wat romantisch gedacht, ik verwachte verhalen over wederzijdse vrouwelijke genegenheid, een warme ondertoon, misschien wat over ‘jezelf ontdekken’, of een keer een term als ‘innerlijke kracht’, of ‘emotionele balans’. Maar niets van dit al, voor dergelijke onderwerpen had ik blijkbaar beter de Men’s Health kunnen pakken, waar je terecht kan voor ontharingstips, accessoires om je outfit op te leuken, en over lekker in je lijf zitten. Met stijgende verbazing lees ik in de Opzij over carrière maken, sterk in het leven staan, en hoe je als vrouw de top bereikt. Sinds wanneer zijn vrouwenbladen mannenbladen geworden, en omgekeerd? Blijkbaar is dat waar ‘emancipatie’ uiteindelijk toe leidt, dat je verwordt tot waar je al die tijd tegen gestreden hebt. Ik begrijp er niets meer van, vrouwen die elkaar verwijten dat ze te weinig werken, dat ze ‘te weinig’ ambitie tonen omdat ze er veel voor de kinderen willen zijn. Ik vraag me af welk ideaal er wordt nagestreefd, maar met feminisme heeft het weinig van doen lijkt me. Begrijp me niet verkeerd, als vrouwen carrièretijger willen worden (gek woord trouwens, want een tijger ligt het liefste de hele dag in het zonnetje te dutten en op vlees te wachten), moeten ze dat vooral doen, net als al die idiote kerels. Ik begrijp alleen niet waarom we zulke mensen als ideaalbeeld zouden moeten volgen, alsof carrière synoniem is geworden voor wat ‘goed’ is. Ik gun niemand een carrière, maar ik gun iedereen een leven wat hij of zij zelf als ideaal bestempelt. En wat is nou idealer dan leuk werk doen, en daarbij nog tijd hebben voor andere dingen, zoals kinderen? Iets minder erg, maar tevens zo verontrustend, zijn mannen die hun borstkas harsen en zich druk maken over een nieuwe handtas.

Het feministisch klapstuk van dit Opzij exemplaar is een interview met Sunny Bergman, die ik wel hoog heb zitten vanwege haar goeie werk voor Piet, of was u die discussie alweer vergeten? Maar wat valt Sunny van haar voetstuk in dit interview, waar ze zonder schroom, en met academische graad op zak, verkondigt dat verschillen tussen mannen en vrouwen met biologie niets van doen hebben, maar toch echt door onze vrouwonvriendelijke samenleving worden bepaald. Gadverdamme! Terwijl de hele wetenschappelijke wereld zich er na decennia ruziemaken bij heeft neergelegd dat mensen (helaas!) ook gewoon dieren zijn die zich aan natuurwetten moeten onderwerpen, ventileert Sunny, gespeend van enige kennis, fijntjes haar mening in mijn Opzij! Gelukkig, net voor het me te veel wordt, hoor ik mijn internist mijn naam zeggen. Mijn internist is trouwens een vrouw, dat moet ik erbij zeggen, omdat de meesten van ons bij een arts standaard aan een man denken, ondanks dat de gemiddelde geneeskunde student toch echt twee X chromosomen heeft. Maar dat terzijde.

Ik voer een kort gesprek met mijn internist over interne zaken, waarna ze me vriendelijk duidelijk maakt dat het gesprek bijna ten einde is. Beseffend dat mijn eigen risico van de zorgpremie er na deze 10 minuten waarschijnlijk toch wel doorheen is, waag ik nog een vraag te stellen. Of ze misschien mijn testosteronwaarden zou willen laten bepalen. Of ik ergens ‘problemen’ mee heb? “Nee absoluut niet! Het is beroepsdeformatie, ik doe er onderzoek naar, dus vandaar..” (glimlach vriendelijk).

Niet lang daarna, op een congres, wissel ik met een collega (man) uit de VS tips over het omgaan met lastige kleuters. Hij vertelt me daarna over een studie die hij heeft gedaan waarin hij heeft gekeken hoe vaderbreinen reageren op plaatjes van eigen kinderen. Het leuke is: hij heeft bij deze mannen testosteron gemeten. Maar niet alleen testosteron. Toen de vaders in de scanner lagen, heeft hij  ook even de grote van hun testikels opgemeten. Op zich al een grappig idee, maar nog mooier zijn de uitkomsten van het onderzoek. Wat blijkt, hoe meer testosteron je hebt, en hoe groter je testikels zijn, hoe minder je investeert in het gezinsleven. En dat is niet alles, die grote ballen zorgen er ook nog eens voor dat de beloningsgebieden van de hersenen minder sterk reageren op plaatjes van je eigen kroost. Van andere dieren kennen we dit wel, hoe beroerder als vader; hoe dikker de ballen, denk maar aan van die imposante stierenkloten. Maar dit mechanisme werkt bij mensen dus net zo! Leuk voor de wetenschap, jammer voor Sunny. Wellicht ook leuk voor datingsites, op je profielpagina: leeftijd: 32, lengte: 1.78, kloten: 35cc. Nuttige info voor potentiële moeders.  


Een paar weken na mijn bezoek bij de internist gaat de telefoon. De assistente met de uitslag van van testosteron-bepaling. Ze weegt haar woorden, en probeert luchtig te klinken. Ik weet al genoeg. ‘Meneer Bos, uw testosteronwaarden zijn mooi normaal hoor.’, met een onnatuurlijk nadruk op het woord ‘normaal’. De waarde mag schommelen tussen 10 en 25 zegt ze, en mijn waarde is 11. Prachtig ‘normaal’, dat dat normaal is voor het testosteronniveau is van bejaarde met het libido van een emmer zand zegt ze er niet bij. Ik hang verbouwereerd op, kijk op de klok en besef me dat ik de kinderen al lang uit school moet halen. Ik dender de trap af, de deur uit, en beland met een sprong waar Epke zich niet voor zou schamen op mijn fietszadel. Voor mij is zoiets een peulenschil, maar dat komt natuurlijk door mijn enorm kleine ballen.